...[vervolg Vogeleiland]


Eindelijk kunnen we nu het onbestaand gewaande Vogeleiland verkennen. Na het riet bevinden we ons in een laagte van struiken en bramen, overgaand in een klein bos met tamelijk verspreide bomen. Een steile, kaarsrecht getrokken glooiing markeert het midden van het eiland – de oude dijk misschien, die het eiland tegen hoog water moet beschermen. We ploeteren verder door de bosbegroeiing. Een Vlaamse gaai laat een schelle alarmroep horen als we tenslotte onder de brandnetelbulten en braamstruikschrammen door de bosrand heen breken.

Voor ons ligt een grote open vlakte, aan alle kanten omschermd door bebossing. Twee enorme wilgen staan eenzaam voor de muur van geboomte. Netjes op schoenhoogte gehouden brandnetels bedekken de verborgen vlakte, een breed pad van kort gras slingert er doorheen. Alles keurig bijgehouden. Het is duidelijk dat er regelmatig gemaaid en gesnoeid wordt in deze laatste wildernis van Nederland.

Over het graspad lopen we het eiland rond. Na korte tijd wordt het graspad een bospad, bestrooid met afgevallen blad waarin beuk en bospest hier en daar kleurige cirkels rood en geel gemaakt hebben. Een aftakking van het pas loopt naar de aanlegsteiger. Vervolgens komen we weer op de brandnetelvlakte. Via een klein esdoornbosje arriveren we weer op ons uitgangspunt.

Wat is er verder nog te zien op het Verboden Eiland?
Een kunstmatig ooievaarsnest.
Een trafohuisje met een stalen mast voorzien van grote zoeklichten – waarschijnlijk om bij mist de scheepvaart te waarschuwen.
Een vogelkijkhut waar een wankel looppad van planken op palen naartoe loopt, de laatste meters afgeschermd met groen uitgeslagen rieten matten.
Een nest horzels in een holle wilg.
Een achtergelaten kuipje margarine tussen de braamstruiken.

Dat is het wel zo’n beetje…

We besluiten terug te gaan naar de kano om de tent op te halen. Dat blijkt makkelijk gezegd dan gedaan. Het riet en de bramen zien er opeens overal hetzelfde uit. Dat het vaartuig ergens in de buurt van die opvallende gele struik lag, oké. Maar daarna?
Na een kwartier ploeteren in het weerbarstige struikgewas vinden we het ding tenslotte terug. Dat we niet de enige zijn die deze plek als invalplaats gebruiken, zien we nu ook. In het zand naast de kano prijkt een haarscherpe reeënprent. Om ons niet twee keer aan dezelfde steen te stoten, markeren we onze terugweg zorgvuldig met afgebroken takjes en meskerven.

< terug
*
lees verder >