Reusel
niet heel erg vet
De kanoboerderij is een verbouwde varkensstal. Of misschien zelfs een kippenstal, van het bakstenen bioindustrietype waarmee Brabant bezaaid is. Een Brabants meisje achter de toog neemt onze gegevens op, en een Brabantse jongen neemt ons daarna mee naar de kano. Het is ditmaal de Reusel die we zullen bevaren, een Brabantse waterloop die ruwweg van Moergestel tot Oisterwijk loopt en tenslotte uitmondt in de Dommel en later de Maas. Eigenlijk weten we weinig meer van het riviertje dan deze lijn op de kaart: het is vooral de vreemde vettige naam die ons hiernaartoe gelokt heeft.
De winterdag is grijs. Op het papiertje dat het meisje van de kanoboerderij ons meegegeven heeft, staan twee routes. We besluiten de ‘natuurtocht’ te nemen, die ons een natuurgebied belooft. Het ziet er allemaal veelbelovend uit op het bijbehorende kaartje: een fantasievolle hand heeft zelfs olifanten en beren tussen de bomen getekend.
Vol goede moed gaan we op weg. Het boerenland ligt er stil en waterig bij in diverse tinten dofbruin. Kleine pvc-buisjes wateren pruttelend uit in de Reusel, die een vrijwel recht verloopt heeft. Af en toe duikt een watervogel weg. We gaan onder een snelweg door en moeten verschillende stuwen passeren. Ze zien er niet erg indrukwekkend uit, met meestal maar een paar decimeter verloop. ‘Het is streng verboden over de stuw te varen,’ maant het papiertje ons desalniettemin met vetgedrukte letters, ‘De kans is groot dat je omslaat en dat kan tot levensgevaarlijke situaties leiden.’
Zoals het papiertje had beloofd, begint bij de tweede stuw het natuurgebied. Berken hangen langs de oever, die omzoomd is met geelverdorde waterplanten. We zien geen olifanten of beren. In feite zien we geen enkel levend wezen. De berketakken hangen triest teneer en lijken te zijn vergeten dat ze deel uitmaken van een natuurgebied dat ten allen tijde fotogeniek moet zijn.
De doodsheid van het gebied begint net indruk op ons te maken, als we al bij de stuw zijn die het einde van het natuurgebied en de route markeert. Er zit niets anders op dan de terugtocht te aanvaarden. Broer 2, wiens idee het was om deze schilderachtige waterloop te gaan bevaren, kan zo een teleurstellende afloop moeilijk verkroppen.
‘Laten we de route op de achterkant ook doen,’ stelt hij voor.
Broer 1 kijkt moeilijk. Maar het is inderdaad nog wat vroeg om naar huis te gaan. En dus passeren we de varkensstalachtige kanoboerderij opnieuw om ook de benedenloop te gaan verkennen. Op het kaartje ziet het er zo uit: