Steenhard De man van steen viel door de grond en ademde zwaar bij dit donderende gebaar waaruit hij ook ontstond balt zijn hart zich tot een granieten vuist en wist hij stof van zich af dan weet hij dat deze straf tegen alle reden indruist Vind hij daar geen antwoord hoopt hij enkel op basalt dat vuur in zijn bestaan langzaam mag verstaan en niet langer vergalt Wat hij ook hamert wat hij ook dreunend verslaat hij voelt dat regen hem week van binnen en buiten maakt verzwegen tot zegen de tijd van steen viel weg tegen beton en nu zit hij daarom nog voordat de zon in nachtelijk storm